naamwoordelijk gezegde 2

Heb je te maken met een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?


1 Hij bleek onschuldig.
2 Jullie fototoestel is onvindbaar.
3 Die nieuwe lamp schijnt hartstikke fel.
4 Het concert schijnt uitverkocht te zijn.
5 Vandaag is het kind erg lastig.
6 Mijn vriend wil later pottenbakker worden.
7 Meike is op haar kamer.
8.Dat kleine kind wordt graag door zijn ouders gedragen.
9 Ondanks de vermageringskuren bleef hij een dikzak.
10 Dat vlees lijkt bedorven.