Lijdend voorwerp 3

Benoem het lijdend voorwerp.

1. Op haar verjaardag kreeg ze van haar ouders een iPhone 5.
2. Die grote stad aan de IJssel heeft de laatste jaren veel nieuwe inwoners gekregen.
3. Heeft de docent jullie een huiswerkvrije dag beloofd?
4. Harold heeft zijn hardloopschoenen al aangetrokken om 20 kilometer te gaan joggen.
5. Met dit wijzigingsformulier kunt u uw rekeningnummer wijzigen.
6. Vrienden uit Italië hebben voor hem een zelfgemaakte pizza meegebracht.
7. De zwerver heeft zich al een maand niet gewassen.
8. Met deze instelling maak je zonder problemen je opleiding af.
9. Wil je meer oefeningen maken?
10. Dit jaar gaat Henk met zijn zoon vuurwerk kopen.