Vaste voorzetsels

Vul het juiste voorzetsel in.


1. Hij besteedt te weinig aandacht zijn huiswerk.
2. Hij heeft geen aandacht de uitleg van de docent.
3. Vera weet altijd de aandacht zich te vestigen.
4. Ik moet toch echt aandringen bijles.
5. Max komt niet in aanmerking die functie.
6. Ben jij wel eens in aanraking gekomen de politie?
7. Wil jij jouw zoon aanspreken zijn gedrag?
8. De fouten in je Prezi doen afbreuk je presentatie.
9. De meest mensen gaan af hun eerste indruk.
10. Of de cursus doorgaat, hangt af het aantal deelnemers.