Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is altijd een werkwoord en maakt onderdeel uit van het gezegde.
Hoe vind je de persoonsvorm?
- Verandert het onderwerp van getal dan verandert de persoonsvorm ook.
- Het is het enige werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen.
- Maak een vraagzin die je alleen met ja of nee kunt beantwoorden. De persoonsvorm staat dan voor aan de zin.
1. Als het onderwerp in het enkelvoud staat, dan staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud. Als het onderwerp in het meervoud staat, dan verandert de persoonsvorm ook in het meervoud. Dit noem je ook wel congruentie.
De jongen loopt. | enkelvoud |
De jongens lopen. | meervoud |
2. De persoonsvorm bepaalt of de zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat. Dit is dus het enige werkwoord in de zin dat je in een andere tijd kunt zetten.
De jongen loopt. | tegenwoordige tijd (ott) |
De jongen liep. | verleden tijd (ovt) |
3. In een ‘normale’ hoofdzin staat de persoonsvorm altijd op de tweede plaats in de zin en altijd direct naast het onderwerp:
De jongen | loopt | iedere dag | naar school. |
Iedere dag | loopt |de jongen | naar school. |
In een vraagzin die je alleen met ja of nee kunt beantwoorden en in een gebiedende zin staat de persoonsvorm op de eerste plaats.
Loopt de jongen iedere dag naar school? |
Loop door! |
Waar plaats je de persoonsvorm?
In een hoofdzin staat de persoonsvorm altijd op de tweede plek.
In een vragende hoofdzin die je alleen met ja of nee kunt beantwoorden staat de persoonsvorm altijd vooraan.
In de gebiedende wijs staat de persoonsvorm ook op de eerste plek.
Verder naar oefenen