Grammatica
1. de tijden
1. onvoltooid
- onvoltooid | in schema
- onvoltooid | in schema 2
- onvoltooid | in schema 3
- onvoltooid | in schema 4
- onvoltooid | in schema 5
2. voltooid
- voltooid | in schema 1
- voltooid | in schema 2
- voltooid | in schema 3
- voltooid | in schema 4
- voltooid | in schema 5
3. Alle tijden
2. Woordsoorten
1. lidwoorden
2. Voorzetsels
- vaste voorzetsels
- vaste voorzetsels 2
- vaste voorzetsels 3
- vaste voorzetsels 4
- vaste voorzetsels 4b
- vaste voorzetsels 5
- vaste voorzetsels 5b
- vaste voorzetsels 6
- vaste voorzetsels 6b
- vaste voorzetsels 7
- vaste voorzetsels 7b
- vaste voorzetsels 8
- vaste voorzetsels 8b
3. Zinsontleding
1. persoonsvorm
2. onderwerp
3. gezegde
4. Werkwoordspelling
1. stam | 1F
2. persoonsvorm | tegenwoordige tijd
3. werkwoorspelling | 3F
- werkwoorden 3F | d of t?
- verleden tijd | voltooid deelwoord | sterke en onregelmatige werkwoorden |11 oefeningen
- verleden tijd | voltooid deelwoord | uit het Engels ontleende werkwoorden | 10 oefeningen
5. Stijl
1. lijdende vorm