Diagnostische toets
Wil je weten of je kennis van de lidwoorden voldoende is, maak dan de Diagnostische toets lidwoorden.
Geen fouten?
Gefeliciteerd!
Jij zult geen fouten maken met:die of dat en de uitgang van bijvoeglijke naamwoorden.
Wel fouten?
Aan het werk!
- Bestudeer de theorie hier onder;
- Leer de lijst veelvoorkomende het-woorden;
- Noteer iedere dag minimaal vijf nieuwe zelfstandige naamwoorden met lidwoord.
Maak hiervoor een schematisch overzicht. Een voorbeeld van zo’n overzicht kun je hier downloaden: Voortgangsdossier
Bepaald of onbepaald
- de: bepaald, voor mannelijke of vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
- het: bepaald, voor onzijdige zelfstandige naamwoorden
- een: onbepaald, past voor alle zelfstandige naamwoorden.
Kijk naar de volgende zinnen:
- De man loopt op straat.
- Een man loopt op straat.
In de eerste zin gaat het over een bepaald persoon (bepaald). In de tweede zin kan het iedereen zijn (onbepaald).
De of het
het nederlands heeft twee bepaalde lidwoorden: de voor mannelijke en vrouwelijke woorden en het voor onzijdige woorden.
Waarom is het zo belangrijk te weten of je te maken hebt met de- of het-woorden?
Ik zal je een voorbeeld geven. Let op de spelling van het bijvoeglijk naamwoord:
Zoals je ziet, verandert de spelling van een bijvoeglijk naamwoord bij een het-woord zodra je het lidwoord een ervoor zet.
Het juiste lidwoord is ook belangrijk om te weten of je die of dat moet schrijven.
de fiets | die fiets | deze fiets |
het werk | dat werk | dit werk |
Het-woorden
Ongeveer een derde van alle zelfstandig naamwoorden zijn het-woorden. Dat zijn dus de woorden die je eerst gaat leren. Er zijn een paar richtlijnen, die je een beetje op weg kunnen helpen.
Richtlijnen
- alle verkleinwoorden (het meisje, het vrouwtje, het kippetje, het mannetje)
- werkwoord als zelfstandig naamwoord (het lopen, het schrijven, het wandelen)
- alle woorden die eindigen op –um, –aat of –isme. Behalve woorden die op -aat eindigen en die naar personen verwijzen, bijv. de advocaat, de fanaat of de aristocraat. En ook: de prostaat.
- de meeste zelfstandig naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be- en ver-, maar die niet eindigen op -ing. Het is wel: de gewoonte