De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kent maar 3 vormen.
- stam (loop)
- stam+t (loopt)
- hele werkwoord (lopen)
Het enige wat je moet weten is wie of wat het onderwerp is.
- Is het onderwerp ik; is er geen onderwerp; of is het onderwerp je of jij en staat dat achter de persoonsvorm, dan schrijf je de stam.
- Ik loop.
- Loop door!
- Loop je (jij)?
- Is het onderwerp een ander, dan schrijf je stam+t.
- Je loopt.
- Hij loopt.
- Iemand loopt.
- De machine loopt.
- enz.
- Is het onderwerp meerdere personen of zaken, dan schrijf je het hele werkwoord.
- Jullie lopen.
- De machines lopen.
- De mensen lopen.
- enz.