Schrijfvaardigheid 3F

Algemene omschrijving

Kan gedetailleerde teksten schrijven over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard, waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden.

Taken

1. Correspondentie Kan adequate brieven en e-mails schrijven, gevoelens genuanceerd uitdrukken, een standpunt beargumenteren.
2. Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen Kan over allerlei onderwerpen belangrijke informatie noteren en doorgeven.Kan aantekeningen maken van een helder gestructureerd verhaal.
3. Verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen Kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten schrijven.Kan vanuit een vraagstelling een verslag, werkstuk of artikel schrijven waarbij een argument wordt uitgewerkt en daarbij redenen aangeven voor of tegen een bepaalde mening en de voor- en nadelen van verschillende keuzes uitleggen.Kan informatie uit verschillende bronnen in één tekst synthetiseren
4. Vrij schrijven Kan eigen ideeën, ervaringen, gebeurtenissen en fantasieën opschrijven in een verhaal, in een informatieve tekst of in een gedicht.

Kenmerken van de taakuitvoering

Samenhang De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent met hier en daar een niet hinderlijk zijspoorRelaties als oorzaak/gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking, zijn duidelijk aangegeven.Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangegeven door het gebruik van juiste verwijs-en verbindingswoorden.Alinea’s zijn verbonden tot een coherent betoog.
Afstemming op doel Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten.Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen.
Afstemming op publiek Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bv. instanties, media).Past register[1] consequent toe: taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon, doel, genre.
Woordgebruik en woordenschat Brengt variatie in woordgebruik aan om herhaling te voorkomen.Woordkeuze is meestal adequaat, er wordt slechts een enkele fout gemaakt.
Spelling, interpunctie en grammatica Zie niveaubeschrijving Taalbeschouwing/Taalverzorging.Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica.Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog voorkomen.
Leesbaarheid Geeft een heldere structuur aan de tekst, gebruikt witregels, marges, kopjes.Geeft in een langere tekst een indeling in paragrafen. Stemt de lay-out af op doel en publiek.

 

Werkwoordspelling 3F


[1] Het niveau of de stijl van taalgebruik, passend voor een bepaald aantal situaties.
Bijvoorbeeld: `formele` en `informele` taal.